Vlaams volksvertegenwoordiger
Kruimelpad
Niemand weet hoeveel leefloners na een activeringstraject ook effectief aan het werk gaan: onbegrijpelijk zegt N-VA
Zeven op de tien mensen die een leefloon krijgen volgen een activeringstraject via het OCMW. Maar hoeveel mensen gaan er daarna effectief aan het werk? Er zijn geen cijfers beschikbaar.
In zowat zeven op de tien gevallen sluit het Leuvense OCMW een activeringstraject af met mensen die een leefloon ontvangen. Als de cliënten de afspraken van deze overeenkomst niet naleven, kan het recht op leefloon tijdelijk gedeeltelijk of volledig geschorst worden.
N-VA Leuven vroeg cijfers op over het aantal GPMI-dossiers (geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie) dat de voorbije jaren ook effectief tot heractivering heeft geleid. "Tot onze grote verbazing blijkt evenwel dat er geen cijfers voorhanden zijn over hoeveel dossiers met activeringstraject de voorbije jaren ook effectief hebben geleid tot reactivering van de leeflooncliënt. Wij begrijpen dat eerlijk gezegd niet", zeggen Karel Mortier, voorzitter N-VA Leuven en Katrien Houtmeyers, federaal parlementslid en gemeenteraadslid. "Je kan toch geen efficiënt activeringsbeleid voeren, als je zelfs niet weet of en in hoeveel gevallen een activeringstraject ook effectief tot heractivering heeft geleid? Wij vragen het stadsbestuur dit beter op te volgen en minstens jaarlijks de resultaten inzake activering te publiceren en te evalueren. Dit is niet alleen een kwestie van goed bestuur, het is tevens een wettelijke verplichting.”
Karel Mortier: “Het is belangrijk om als samenleving maximaal in te zetten op de responsabilisering en activering van leeflooncliënten. Het GPMI, waarin afspraken op maat worden opgenomen met het oog op het activeren van de leeflooncliënt, speelt daar als begeleidings- en opvolgingsinstrument een belangrijke rol in. Daarom is het een goede zaak dat in Leuven in zowat 7 op de 10 gevallen een GPMI wordt afgesloten met de leefloonbegunstigde. Alleen moeten die GPMI-dossiers natuurlijk ook opgevolgd en geëvalueerd worden. En daar is in Leuven toch nog wel wat ruimte voor verbetering.”
“Het is goed om GPMI-overeenkomsten af te sluiten, het is nog beter om ze ook effectief op te volgen”, vult Katrien Houtmeyers aan. “Hoe kan je als stadsbestuur immers een gericht en efficiënt activeringsbeleid voeren, als je zelfs niet weet in hoeveel gevallen een activeringstraject ook tot effectieve heractivering heeft geleid? Of als je niet kan zeggen in hoeveel gevallen er een sanctie werd opgelegd, omdat de leefloonbegunstigde de overeengekomen verplichtingen niet naleeft? Meten is weten. Wij vragen dat het stadsbestuur dit beter opvolgt. Dit is niet alleen een kwestie van goed bestuur, het is zelfs een wettelijke verplichting om jaarlijks in het jaarverslag van het OCMW een samenvatting te geven van de evaluatie van de integratiecontracten en van de resultaten inzake tewerkstelling."